We dwalen,
tussen onregelmatige rijen,
Het bos mistroostig,
simpel, leeg en niks,
Regen raakt ons zacht
en langzaam.
Vraag een kind om een spook,
het tekent ons.
Tekenend voor ons,
zijn we niet wat we zijn,
Niet daar in substantie,
substantieel niets.
Zie je ons dolen of
lijken we te dansen,
met de bomen verstoppertje.
Spelend.
Hoorde je een lach?
Waren wij dat?
Vormeloos raken we schimmen
Een gekreukte glimlach
van de bomen en mij
Zag je dat?
Zag je wat?
Dat waren wij.